Matthias Theodorus PEIJPERS (1750-1790)

 

Geboren als zoon van een legerofficier bij de artillerie. Vader Johan(nes), geboren te Son, trouwde te Rotterdam in 1748 met Beatrix van Leeuwen, geboren in die stad. Vader had Zutphen als garnizoensplaats en daar werd Matthias Theodorus op 28 juli 1750 geboren en op 2 augustus 1750 gedoopt. Een zusje kreeg hij in 1752. Het gezin verkaste naar Nijmegen. Moeder overleed er in december 1754 en zo'n 2 maanden later stierf ook het zusje.

Bleef "M.T." (zo genoemd, omdat zijn roepnaam mij onbekend is gebleven) bij zijn vader of werd hij grootgebracht door de familie van zijn moeder in Rotterdam? Dat laatste lijkt het meest waarschijnlijk. Vader hertrouwde wel, in 1759 te Hees, met Aletta Schull, telg uit een bekend Nijmeegs geslacht. Kinderen kreeg dit echtpaar niet. Wel werd een neefje van Aletta (Hendrik Pieter Wijtingh, geboren 1756) als een eigen kind opgenomen. Vader Johan werd naar Namen gedirigeerd van september 1762 tot oktober 1768. Daarna werd zijn standplaats Groningen en Schansen, alwaar hij op 4 januari 1773 overleed.

Is "M.T." mee verhuisd? Naar Groningen en Schansen denkelijk niet, want al in 1770 is hij volop doende te Rotterdam. Hij blijkt handelsman. In 1772 wordt hij poorter van Rotterdam en in hetzelfde jaar trouwt hij. Zijn bruid is Jacoba de Quartel uit Strijen. Vader Johan, alsmede de vader van de bruid, zijn getuigen bij de opmaak van de huwelijkse voorwaarden te Rotterdam op 8 augustus 1772. Dan sterft de vader van de bruid, weduwnaar sinds januari van dat jaar. Hij overlijdt op 11 september te Strijen. Denkelijk is het huwelijk daardoor wat uitgesteld. Het wordt op 27 september 1772 te Strijen gesloten. In januari 1773 laat het echtpaar een  langstlevende testament opmaken. In hetzelfde jaar worden Strijense percelen grond, geërfd van haar ouders, verkocht. Het echtpaar krijgt 3 kinderen. Oudste dochter Beatrix Adriana wordt slechts 12 jaar. De tweede dochter, Johanna Jacoba, wordt volwassen. Zij erft al wat haar ouders nalaten, omdat ook het derde kind, zoon Johan Karel Theodorus, al als 4-jarige sterft. Deze zoon is vernoemd naar zijn beide grootvaders en naar Karel Leonard Stephan, baron van Bose, artillerie-officier, die als doopgetuige te boek staat. Karel's vrouw, een Gualtheri, stamt uit dezelfde lijnen als grootmoeder Peijpers-Gualtheri.

Van de beroepsmatige handel(s)wijze van "M.T." bleek aardig wat traceerbaar in het Notarieel Archief van Rotterdam. Zo zijn er notariële akten, waaruit is op te maken, dat hij als "reder / verlader" doende is geweest.  Individueel, maar ook tezamen met andere belanghebbenden. Van een lading meekrap, een lading vaten, franse havensteden, Cornwall, namen van schippers en schepen en akten voor verzekeringen van die verschepingen zijn de stukken bewaard gebleven. Hij was echter in de eerste plaats koopman, net als familieleden van moederskant, met wie hij vaker samen werd genoemd. Hij stond te boek als "koopman en trafykant in lakmoes, plat indigo, schytgeel enz.". Zijn "trafyk" was was te vinden op het Bosjes Eiland. Zijn woonadres was "op de Haringvliet". Hij handelde dus hoofdzakelijk in verf- en kruidenierswaren en om zijn waar goed aan de man te brengen, zorgde hij ook voor de juiste bewerking daarvan. Dat mag blijken uit onderstaande advertentietekst uit de Rotterdamsche Courant van 22-01-1780.

"M.T." zijn naam verschijnt met regelmaat in de krant. Niet altijd met betrekking tot verkoop van waren. In het najaar van 1780 krijgt hij het aan de stok met een verzekeringsmakelaar. Kennelijk heeft hij een toezegging gedaan, die hij niet nakomt. Het betreft de verzekering tegen brandschade op de opstal en goederen van zijn plaats "IJvervrucht". Bij Leonardus van Zwijndrecht verzekert hij dat voor 28.000 gulden. Makelaar William Cooke beweert, dat "M.T." bij hem hetzelfde heeft verzekerd voor 14.000 gulden. "M.T" ontkent de opdracht aan William Cooke en "verdedigt" zich via de krant. Hij laat weten dat er hieromtrent nog procedures lopen voor de heren schepenen van de stad. De uitslag van dit strijdpunt is niet in de kranten terug te vinden.   

"M.T." deed nog meer dan handelen. Hij was vaderlands- en Oranjegezind. In 1787 was hij mede-oprichter van de antidotale sociëteit  de "Oprechte Vaderlandsche".  Een gezelschap van beminnaren der dichtkunst riep de vaderlandse dichters op om verzen te schrijven ter gelegenheid "der geduchte en zegenrijke omwending in dit dierbaar Vaderland".  Aan de inzendingen werden prijzen verbonden. De dichtwerken zijn uitgegeven in boekvorm onder de titel "Gedenkzuil, opgericht ter gedachtenis van Neêrlands Heil en Oranjes Zegepraal". "M.T." schreef zelf de opdracht -in dichtvorm- aan prins Willem V en zijn gemalin prinses Frederika Sofia Wilhelmina, die aan het voorwoord vooraf ging. In een bericht in de krant, waarin de bundel werd aangeprezen, werd "M.T." omschreven als "den oprechten Vaderlandlievend, Konst- en Dichtlievenden heer M.T. Peypers, Lid van verscheiden Genootschappen en Directeur van de Oprechte Vaderlandshe Sociëteit te Rotterdam".

Als vrijetijdsbesteding dichtte hij dus ook zelf. Verder was hij op het terrein van het "Algemeen Nut" actief en deed hij mee aan de "Decoratiën en illuminatiën" in 1788. Op de verjaardagen van Willem V en zijn gemalin werden de puien van het Sociëteitsgebouw en die van de woningen der directeuren versierd met platen en verlichting. "M.T." woonde aan het Haringvliet, zuidzijde. 

Het huis aan het Haringvliet werd behoorlijk opgetuigd. Wie zou dát niet met eigen ogen willen zien! 

08-03-1788 07-08-1788

Thomas Jefferson heeft het gezien op de avond van de achtste maart. Twee dagen later schreef hij daarover aan William Short: "the illuminations were the most splendid I had ever seen and the roar of joy the most universal I had ever heard".

"M.T." is jong gestorven. Hij haalde net de 40 niet. In zijn leven heeft hij veel bij notarissen gezeten. Voor de verscheping van zijn goederen, voor zijn bedrijfspercelen en de verzekering daarvan en voor veel familiaire aangelegenheden. Zijn handtekening heeft hij veelvuldig gezet, maar van de akten waarop die staan, heb ik helaas geen kopiën of foto's.

Na zijn overlijden in 1790 zette zijn weduwe het bedrijf voort. Ook daarvan werd in de Rotterdamsche Courant mededeling gedaan. Daarnaast had zij van doen met de afhandeling van de verkoop van haar ega's verzamelde spullen. Naar onderstaande te oordelen, had "M.T." een brede interesse en een dusdanig gevulde buidel, dat hij daarvoor het nodige van zijn gading kon aanschaffen.

Jacoba Peijpers-de Quartel heeft haar mans zaken nog een jaar of zeven kunnen voortzetten. Ze stierf in 1797 en haar enig nog levende kind, dochter Johanna Jacoba, erfde alles. Deze dochter trouwde niet. Haar nalatenschap werd verzorgd door notaris W. de Prill en de executeurs-testamentair Adriaan Kok, koopman te Groot Ammers en Gerardus Johannes Verburgh, koopman te Rotterdam. De familie van moederskant, de Quartel, werd het best bedacht in de nalatenschap.

 

Beja Peijpers,   Eindhoven, maart 2005.  

 

Bronnen:

terug naar genealogie